In het vizier

400 jaar Schuttersbroederschap

Sint Sebastianus Kerkrade 1617

 

2017! Een uniek jaar in de historie van de Schuttersbroederschap, een bijzonder jaar ook in de historie van Kerkrade en van Limburg, dat dit jaar haar 150 jarig bestaan viert. Op onze website besteden we het hele jaar door extra aandacht aan dit gedenkwaardige jubileum van de oudste vereniging van Kerkrade.

 

In een reeks van twaalf grotere verhalen wordt het bewogen leven van de Broederschap, van Kerkrade en van 400 jaar geschiedenis in het algemeen gerelateerd aan een groep van zo’n twintig mannen die vier eeuwen lang alles heeft getrotseerd. Oorlogen, rampen, de opkomst en ondergang van de mijnindustrie, veranderende kerk en samenleving; Schuttersbroederschap Sint Sebastianus Kerkrade 1617 marcheerde, geheel volgens de eigen traditie achter trommel en fluit, door de geschiedenis. Een historie, die wezenlijk is voor de broederschap, de traditie en haar unieke jubileum en dus ook in de komende serie artikelen niet los gezien kan en zal worden van de ‘auw sjutse’.

 

Daarnaast is er aandacht voor de actualiteit van het moment en, uiteraard, aan het eind van de reeks een terugblik op het feestjaar met een knipoog naar de volgende 400 jaar Schuttersbroederschap Sint Sebastianus 1617.

 

1 januari 2017

 

Met een plechtige Hoogmis en de aansluitende Nieuwjaarsrecepties bij de ereleden deken Nevelstein en burgemeester Som, start op 1 januari voor de Broederschap officieel het jubileumjaar. Uiteraard zijn de voorbereidingen op het 400-jarig jubileum dan al lang afgesloten. Theo Ruiters is zeer zeker de schutter die het langst zijn vizier heeft gericht op dit bijzondere jaar. Nauwgezet heeft hij de geschiedenis rond het gezelschap bijgehouden en in een kroniek gebundeld. De eerste exemplaren van de chroniqueur worden tijdens genoemde recepties overhandigd aan deken en burgemeester. Op deze eerste dag van het jubileumjaar sieren de nieuwe wimpels de huizen c.q. vlaggenmasten van de leden van de Broederschap.

Het eerste artikel in de reeks over 400 jaar Schuttersbroederschap Sint Sebastianus Kerkrade 1617 is opgetekend aan de hand van een langdurig gesprek met Theo Ruiters, de man die zowat alles weet van dit bijzondere gezelschap. Die deze wetenschap voorzien heeft van de juiste cijfers en jaartallen en aldus heeft vastgelegd voor het nageslacht.

 

22 januari: Sint Sebastianusviering

 

De officiële Sint Sebastianusviering, op of op de eerste zondag na de naamsdag van de patroonsheilige, is de traditionele opening van het nieuwe Broederschapjaar. De H. Mis en het bezoek aan het kerkhof ter nagedachtenis aan de oud-leden staat deze dag, die in het verenigingslokaal De Wieëtsjaf begint, in het teken van het koningsdiner. Aan het verzamelde koningszilver wordt dan de nieuwe koningsplaat, die van Ralph Kerres in dit geval, toegevoegd. Naast de diverse toespraken worden ook de statuten van de Broederschap voorgelezen.

 

4 februari 2017

 

Voorafgegaan door trommel en fluit zal het Schuttersbroederschap Sint Sebastianus Kerkrade 1617 op 4 februari tijdens het ‘Jalabal’ van de Oud-Prinsen van de Kirchröadsjer Vasteloavends Verain in vol ornaat aantreden om de D’r Sjwatse Kater te ontvangen.

‘Schuttersbroederschap St. Sebastianus 1617 is niet meer weg te denken uit de Kerkraadse samenleving. Een monument dat 400 jaar nauw verbonden is met de Kerkraadse cultuur kan door de Prinseroad Kirchroa maar op één manier geëerd worden: met heel veel trots decoreren wij de schuttersbroederschap dan ook met onze orde van d’r Sjwatse Kater’. Aldus luidde de motivatie van het besluit dat de Prinseroad Kirchroa op vrijdag 25 november 2016 nam.

 

Kerkrade anno 1600

 

Armoede troef in de Gouden Eeuw

 

Barre en boze tijden in deze streken. De tachtigjarige oorlog woedde; klimatologisch was er sprake van een ‘kleine ijstijd’. Hekserij, pest, dieven, brodeloze huursoldaten, rapalje, onderdrukking en onverdraagzaamheid wat de klok sloeg. Er heerste pure armoede en gespuis trok rond om dat beetje dat er was te roven. Drie lijkdiensten dagelijks waren meer regel dan uitzondering.

Er was geen sprake van toezicht of politie; tijdens de regelmatig voorkomende vechtpartijen vielen er vaak slachtoffers of zelfs doden. Zelden dat er iemand werd veroordeeld , want vrijwel alles gebeurde onder de noemer ‘noodweer’. Van onderzoek was amper sprake en het verrichten van sectie op een lijk al helemaal niet; het geloof en de RK Kerk verbood dat ten enenmale.

Heksenvervolging was daarentegen een veel voorkomend verschijnsel. Op de Kerkraadse markt werd 1603 de ‘heks’ Marie vastgebonden aan een paal op de brandstapel gezet en verbrand…

 

Eigenaren van het dorp

 

Kerkrade telde in die periode ongeveer 1400 inwoners en het dorp was voornamelijk gesitueerd op de gronden van kerk en adel. Het meeste land behoorde toe aan het klooster Rolduc (Kloosterrade) en Herman Dederik van Berghe Trips, domheer van het Luikse kapittel,eigenaar van ’s Herenanstel en enkele jaren daarna ook van de Eijgelshovense Laathof.

Johan Daniel Spies van Bullesheim was in die tijd heer en eigenaar van Erenstein en de gronden behorende bij het goed. Johan Daniel Spies von Büllesheim schonk de broederschap een stuk grond dat in de Kerkraadse historie bekend werd als de ‘Schuttersbeemden’ en was gelegen op de plek waar het huidige stadspark, het einde van de Teutelebroekstraat en de spoorbaan samenkomen. Hij is tevens de eerste koning van de Schutterbroederschap Sint Sebastianus Kerkrade 1617. Zijn koningsschild is het oudste van de zilverschat van de Broederschap.

 

Hout, leem en stro

 

Het dorp, 386 morgen groot (1 morgen oftewel het land dat een boer op een ochtend ploegde, was ongeveer ¼ hectare) omvatte 42 huizen. Vakwerkhuizen, gebouwd uit hout, leem en stro; alleen de grotere hoeves, de abdij (die overigens vanwege brand grotendeels in puin lag) en de kastelen waren uit steen opgetrokken. De naam Erenstein refereert daar aan want het is de verbastering/samenvoeging van het huis van Van Ederen dat uit steen bestond.

 

De huisjes van de dorpelingen bestonden uit één centrale ruimte met kleine venstergaten (zo min mogelijk koude naar binnen en niet inbraakgevoelig, en een luik in de zoldering om rook af te voeren). In die woonruimte stonden de bedsteden, meestal dicht bij de vuurplaats. Vanaf 1620 komen schoorstenen meer in zwang. Zonnebakkers was de term van de in de zon gedroogde blokken van een leemmengsel, waarmee het rookkanaal opgetrokken werd. Stoelen, krukken en tafels hadden, vanwege de ongelijkmatige leembodem, slechts drie poten.

 

 

Ondergeschoven troetelkinderen…

 

De houten kasten waarin ouders en kinderen sliepen waren, ofschoon vaak klein, warm en behaaglijk. De pasgeborenen sliepen in de bedstee van de ouders; aan het voeteneinde in een kribbe. De peuters vonden vaak hun nachtrust in de la die zich onder de bedstee van pa en ma of de grotere kinderen bevond. Daar komt de uitdrukking ‘ondergeschoven kind’ vandaan. ‘Troetelkind’ en ‘vertroetelen’ zijn eveneens bedstee-uitdrukkingen die verwijzen naar het onderste eind van het touw waaraan vader of moeder zich optrokken om rechtop te gaan zitten. Het uiteinde van dat touw was een gerafelde pluim, de zogenaamde troetel. Als de baby in de kribbe geen slaap kon vatten, werd die troetel vak over de kribbe gehangen zodat het kind iets om te spelen had.

 

Kinderarbeid

 

Als de kinderen vroeg in de ochtend hun bedstee verlieten, was het de normaalste zaak van de wereld dat ze samen met vader en moeder meegingen om in de steenkoolgangen, dan wel ‘bovengronds’, te werken. Een gemiddelde werkdag duurde zo’n tien uur. Het zuid-oost gedeelte van het dorp was bezaaid met putten en kleinere schachten (tot 50-60 meter diep). In die putten, gestut en bekleed met eikenhout, daalden de mijnwerkers met een korf die middels een touw aan een lier was bevestigd af, om er in de gangen steenkool te delven. De vrouwen en kinderen zorgden voor de verwerking en het beladen van de paardenkarren met antraciet.

 

Kinderspelletjes

 

Tijd om te spelen dan wel het volgen onderwijs was er nauwelijks. Als er al gespeeld werd, bestonden die spelletjes uit de verschillende varianten van knikkeren, nootmolentje (het rondslingeren van een voorwerp – meestal een botje – aan een touw om een geluid te produceren. Vliegeren was in die tijd al populair evenals schommelen en tiepelen (Een stok met een sleuf en over dat sleufje werd een stokje gelegd, waarna door de sleuf een ander hout bewogen zodat het stokje dat er op lag door de lucht vloog. De afstand werd afgepast om te bepalen wie gewonnen had).

 

In die tijd waren het vooral de jongens (die overigens op jonge leeftijd nog gekleed gingen in een rok) die touwtje sprongen. In het voorjaar was tollen en hoepelen geliefd, terwijl foekepot (het uithollen van bieten waar omheen een varkensblaas werd gespannen waarop dan vervolgens getrommeld werd) een populaire bezigheid was na het slachtseizoen. De kennis van die spelletjes komt voort uit de vondst van talrijke tegeltjes met spelende kinderen als motief, in latere tijden.

 

Namen

 

Veel Kerkradenaren hadden in die tijd, begin 17e eeuw, niet eens een achternaam. Enkel de voornaam en een aanduiding van herkomst daarachter was veelal voldoende. Joseph oes d’r Bròch, ’t Troutje van d’r manke Sjeng, ’t Lies van d’r sjoester, d’r Loemelekriëmer, etc. Straatnamen waren eveneens aanduidingen waar ze lagen of naartoe liepen: Ahn gen Eijndt (de latere Einderstraat) de Wienjraat (Wijngracht), d’r Puntzjaan, de straat die naar de waterput (d’r Pool) op de huidige markt leidde.

 

Op de straten indertijd scharrelde het huisvee; de varkens, schapen en kippen. Het waren open riolen; de stank door de uitwerpselen van de dieren, was vaak niet te harden en vaak was er amper door de modder heen te komen met de klompen. Meestal liep men op een soort onderschoen van ijzer om door de bagger heen te komen en op die manier langer plezier van een paar klompen te hebben.

Veel beroepen en nijverheid werden ‘aan huis’ uitgeoefend. De vervaardigde spullen van de timmerman, klompenmaker, pannenlapper etc. werden uitgestald op de grond of op de neergelaten luiken voor het huis. Naast mijnwerker of boerenknecht waren de wevers en villers de goedkopere werklieden. Boekbinder, schilder, chirurgijn, bode, landmeter en notaris daarentegen waren de betere beroepen. De allerarmste jonge vrouwen probeerden als ze net bevallen waren, als min/voedster bij de rijken iets bij te verdienen.

 

Om exact de juiste dag te weten, moest men in die vroege jaren naar de kerk. Naast de kerk had de koster een turfbaal met zeven houten pinnen staan. De eerste pin werd op zondag in de baal gestoken; de zevende pin was dus ook weer een zondag en zo begon weer een nieuwe week. Afstanden werden gemeten in ledematen: een duim, een voet of een el (elleboog).

 

Wat de pot schaft

 

Gegeten werd letterlijk wat de pot schaft en gedronken werd bier. Vanaf kleuter tot grootvader werd er ‘dunbier’ genuttigd. Niet zozeer dat deze licht alcoholische versnapering tot drankzucht leidde; bier werd gedronken uit lijfsbehoud. Door het brouwproces waren er al veel ziektekiemen vernietigd, hetgeen met water uit bronnen, grachten en beekjes duidelijk niet het geval was. Daar dreef en stroomde alle afval in en vanuit die open riolen konden ziektes als de pest, pokken, cholera, tyfus en dysenterie om zich heen grijpen.

Werd je in die tijd ziek, hing je leven aan een zijden draad. Geld voor een dokter was er niet, bovendien had ook de dokter vaak niet de kennis om te genezen in huis. De chirurgijn, meestal het hulpje van een dokter, moest voor de oplossing zorgen. Aderlating was een beproefde behandelingsmethode; maar ook veel ziekten waar men de oorzaak vaak zocht in het onnatuurlijke hekserij of werk van Satan, werden bezworen. (De aandoening die hier bekend is als ‘Hexenschuss’ is er nog een uit die tijd). Werd je beter had het optreden en handelen van de chirurgijn geholpen. Genezen was dus vaak puur toeval. De gemiddelde Kerkradenaar in die tijd werd ook niet ouder dan 60 jaar.

 

Drankje en MRSA

 

Genezen was overigens niet altijd een kwestie van geluk. Er zijn wel degelijk middelen toegepast die een genezende werking hadden. Een van die drankjes kent inmiddels een bijzondere geschiedenis. Het betreft een middeltje tegen ontstekingen, (tegenwoordig vatten we dat samen onder: antibiotica). Het mengsel bestond o.a. uit wijn, ossengal, knoflook en uien. Dat drankje moest negen dagen achter elkaar ingenomen worden.

Die oude recepten zijn heden ten dage in de modernste laboratoria ontleed en inderdaad, de helende werking werd bevestigd. Sterker nog; die vorm van antibiotica is al zolang niet meer toegepast dat men thans overweegt op basis van die toenmalige kennis de huidige MRSA-bacterie (de ziekenhuiskiemen) te lijf te gaan. Men onderzoekt of de multiresistente bacteriën verweer hebben tegen die, uit de mode geraakte en bijna vergeten, bacteriedoder.

 

Maaltijdsoep

 

Terug aan de tafel anno 1617 het jaar dat de Schutterbroederschap Sint Sebastianus Kerkrade werd opgericht. De pot (aardewerk) hing aan een ketting boven de vuurplaats. Karkassen van kippen, hoenders, kalkoenen, een geitenkop, schapenvlees, buikspek van het varken, kortom goedkoop vlees en water waren meestal de basis voor een dikke brei/ maaltijdsoep met gerst, rogge of boekweit, waaraan wortelen, erwten en bonen werden toegevoegd. Het werd vaak gegeten van een houten plank met opstaande rand, een zogenaamde teljoor; het dialect ‘telder’ herinnert daar nog aan. Daarbij werd rogge- of speltbrood gegeten of het brood werd gedept in de soep/brei.

Bestek, borden of ander serviesgoed bestond niet. Zelfs niet bij de rijken. Er werd gekloven en geslurpt dat het een lust was. De bierkruik ging van hand tot hand en iedereen nam een slok. De aardappel kende men nog niet; de pastinaak of knollen waren indertijd in zwang. Alle groenten en rauwkost werden gekookt (warmoes) en dan pas gegeten. Vlees was vaak alleen maar in worsten of werd gepekeld en aldus bewaard.

Kaas was lang en goed houdbaar dus in alle toenmalige huishoudens aanwezig. De smaakmakers en tevens vaak als geneesmiddel ingezette azijn, maar ook honing, waren ook alom in gebruik. Vers fruit als appels, peren en kersen, werden als tussendoortje en lekkernij gegeten of schoon de kerk het ontraadde. De geestelijkheid was van mening dat rauwkost uit den boze was en groenten en fruit niet voedzaam genoeg.

 

De geestelijkheid, de kerk had een wezenlijke stem als het om voedingsmiddelen en het beplanten van akkers ging. Er werd geplant, gepoot en gezaaid volgens een schema dat de kerk aangaf. De boeren kenden geen maanden en dagen, maar wel seizoen en de naamsdagen van heiligen. En die naamsdagen waren wezenlijk in het bestellen van de landbouwgrond. Als er op zondag gebeden werd of een bepaalde heilige aangeroepen werd, wist de boer hoe laat het was. Enkele voorbeelden:

1-9 Seyt rogghe Egidii;

21-3 haver, gerste Benedici;

25-5 plant kool Urbani;

8-7 werpt uit roevesaet (bieten) Kiliani

25-4 Erwyt Georgii;

22-6 Lijnsaet Jacobique Minoris

 

Gedragsregels

 

Tafelmanieren waren verder niet bekend ofschoon Desiderius Erasmus al enkele summiere gedragregels aan het papier toevertrouwde. Zo vond hij het absoluut uit den boze dat vrouwen dronken werden aan tafel of in slaap vielen. Afgeknabbeld brood mocht volgens hem niet nog eens in de soep gedoopt worden. Je moest je lippen afvegen voordat je aan de doorgegeven kruik/beker dronk.

 

De veranderende eetcultuur kwam vanuit het Franse hof en had zo’n 200 jaar nodig om tot in de huizen van de plattelands bevolking hier door te dringen. Zo werden boeken van La Varenne (Frans cuisinier) Les fastes de Bacchus et de Comus en Le patissier Francois uitgegeven door Louis en Daniel Elsevier in Amsterdam. Ook werd aan bepaald eten bijzondere kwaliteit toegedicht. Zeker in het Holland van de gouden eeuw. Oesters bijvoorbeeld: ze verwekken appetijt en lust om te eten. (‘Het welck allebeyde de lustige en delicate luyden wel aanstaet’).

 

Bestand

 

Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) bracht weinig verbetering in de situatie op het platteland van de Zuidelijke Nederlanden. Wel kwam er in die jaren de eerste kapelaan in de Sint Lambertusparochie die belast werd met het onderwijs voor de kinderen. Naast de parochiekerk ontstond in 1612 een nieuw schenkhuis en herberg, met vergaderzaal voor dorpsaangelegenheden. Dat was de voorloper op het eerste gemeentehuis. Op 8 mei 1614 overlijdt abt Matthias Straelen en wordt een maand later opgevolgd door Balduinus van Horpusch. Een brand in het brouwhuis verwoest een hele vleugel van de abdij. In dat jaar ook (21-10)wordt Henricus Wassenberg benoemd tot pastoor in Kerkrade.

 

Isabella Clara Eugenia Spaanse prinses en aartshertoging van de lagen landen, die enkele jaren eerder instemde met de verkoop van 6 morgen land op Spekholzerheide om de 3000 gulden schuld van de Sint Lambertuskerk in te lossen, richt in 1617 tijdens een bezoek aan het dorp en Kloosterrade de Schutterbroederschap Sint Sebastianus Kerkrade op.

 

De oprichtingsjaren van Schuttersbroederschap Sint Sebastianus 1617 Kerkrade

 

Over Staatsen en Paapsen

 

1600 Slag bij Nieuwpoort. De oudere lezers herinneren zich nog dat belangrijke ijkpunt uit het rijtje van de jaartallen van de geschiedenislessen van de leraren Kraat en Nacken op de Kerkraadse HBS. Het was tijdens de tachtigjarige oorlog 1568-1648.

 

Het leger van prins Maurits (tweede zoon van Willem van Oranje) rukte op richting Duinkerken om daar de kapers een lesje te leren. De koopvaardijvloot van de Zeven Provinciën ( in de volksmond toentertijd ‘De Staatsen”) had namelijk behoorlijk veel last van piraterij in zee-engte tussen Frankrijk en Engeland. Duinkerken werd echter nooit bereikt omdat een Spaans leger Maurits en de zijnen opwachtte en probeerde de eventuele terugtocht van het Republikeins leger af te sluiten.

 

Gehavend

 

De kloeke Hollandse krijsheer versloeg de Spanjaarden ternauwernood en moest omkeren met een gehavend leger. Legeraanvoerder Maurits en staatsman Van Oldenbarnevelt raakten ernstig gebrouilleerd (Maurits verweet de staatsman dat door diens toedoen – Van Oldenbarnevelt gaf de opdracht voor de veldtocht – het voortbestaan van de republiek in gevaar had gebracht). De onderlinge animositeit tussen de fanatieke calvinist (Maurits) en de gematigd protestantse raadspensionaris nam toe vanaf het moment (1609) dat Spanje aandrong op een bestand met de Republiek der Zeven Provinciën.

 

Twaalfjarig Bestand

 

Spanje dat eerder al een wapenstilstand overeengekomen was met Frankrijk en Engeland moest op adem komen omdat de wereldwijde gevechtshandelingen de bodem van de schatkist in zicht hadden gebracht. Grote overwinningen van de Republiek en de rampzalige nederlaag die de Armada tegen de Engelsen leed brachten Spanje aan de rand van het bankroet.

Diezelfde oorlogen kostten ook de Republiek handen vol geld en werkte belemmerend op de handel. Terwijl Maurits militair gebruik wilde maken van die Spaanse zwakte, zette Van Oldenbarnevelt in op het bestand dat op 1612 gesloten werd.

 

Van Oldenbarnevelt

 

Spanje liet weer enkele jaren later, terwijl de Nederduitse Gereformeerde Kerk meer en meer verscheurd raakte, doorsijpelen dat er in het geheim overleg was gevoerd met Van Oldenbarnevelt. Deze had om de macht van de religieus fundamentalist en Calvinist Maurits aan banden te leggen de zogenaamde Scherpe Resolutie aangenomen. Die resolutie gaf Hollandse steden de mogelijkheid waargelders (huurlingen) in dienst te nemen om onlusten (remonstranten tegen contraremonstranten) te voorkomen.

Maurits zag zijn positie als opperbevelhebber van het Staatse leger ondermijnd, pleegde een staatsgreep en klaagde Van Oldenbarnevelt aan voor hoogverraad. Op 13 mei 1619 werd de staatsman op het Binnenhof in Den Haag op 71-jarige leeftijd onthoofd.

 

Het katholieke zuiden (‘De Paapsen’) beleefde vanaf het einde van het bestand een periode van betrekkelijke rust en herstel omdat de protestanten het druk hadden met hun onderlinge schermutselingen.

 

Isabella Clara Eugenia

 

Stadhoudster van de Zeventien Provinciën (de opstandige Republiek der Zeven Provinciën werd daar door de Spanjaarden bij gerekend) aartshertogin Isabella Clara Eugenia - dochter van de Spaanse koning Filips II - en haar echtgenoot, de Habsburgse prins Albrecht, zorgden voor een periode van bloei en welvaart in de handel en het leven van de gewone mensen.

Het Twaalfjarig Bestand midden in de tachtigjarige oorlog (ca. 1568-1648) bracht een gevoel van vrede en vrijheid. Dat bestand, ook wel Trèves genoemd (de naam Trèveszaal op het Binnenhof herinnert er nog aan) duurde van 9 april 1609 tot 20 april 1621. Dat bestand werd toegeschreven aan landvoogdes Isabella.

Dus de eerste koning van de Schuttersbroederschap Sint Sebastianus 1617 Kerkrade, Johan Daniel Spies von Büllesheim schoot de vogel af tijdens het twaalfjarige bestand. In 1622 vereerde Isabella Clara Eugenia deze regio Kerkrade/Kloosterrade/Herzogenrath met een bezoek en bekrachtigde als beschermvrouwe de Auw Sjutse. De infante van Spanje schonk op het patroonsfeest van de Broederschap een nieuw vaandel dat door p[astoor Winandus Dammerscheid in de St. Lambertuskerk wordt gezegend.

 

Oogappel

 

Eigenlijk allemaal puur toeval want de Spaanse koning had zijn lievelingsdochter voorzien voor andere taken. Spanje voerde oorlog tegen de Franse Hugenoten en een protestant Hendrik IV dreigde als koning in Frankrijk aan de macht te komen. Isabella was beoogd vorstin als de Spanjaarden de Hugenotenoorlog in hun voordeel hadden beslist.

Isabella was ook door haar vader naar voren geschoven als koningin van Engeland. Daar was de katholieke Mary Stuart van Schotland vermoord en de protestante Elisabeth zat op de troon. Paus, Sixtus V, steunde dat Spaanse initiatief met een fiks bedrag om het afvallige Engeland weer bij de RK Kerk in te lijven. Die oorlogen werden voornamelijk in zeeslagen betwist en met de grote nederlaag van de armada’s liep de verovering van Engeland stuk.

 

Bruidschat

 

Isabella Clara Eugenia, dochter uit het huwelijk van Filips II, koning van Spanje en zijn derde vrouw Elisabeth van Valois werd op 12 augustus 1566 in Segovia geboren. Zij overleed in Brussel, als regentes van de Nederlanden en zuster van de orde Clarissen op 1 december 1633.

Kort voor de dood van haar vader Filips II kwam de Spaanse prinses middels de Akte van Afstand op 6 mei 1598 in bezit van de Zuidelijke Nederlanden. Het was de bruidschat voor het huwelijk dat zij sloot met de Habsburgse prins Albrecht van Oostenrijk. Bij het huwelijk, voltrokken op 18 april 1599 in Valencia, werd ze tevens aartshertogin van Oostenrijk.

Het paar kreeg drie kinderen die echter jong stierven en na de dood van Albrecht, trad zij toe tot orde der Clarissen.

 

Immigratie

 

Het intolerante beleid van de katholieke Filips II ten aanzien van protestanten, de schrijnende armoede in grote delen van de Zuidelijke Nederlanden en de hoop op een leven in vrijheid en welvaart hadden een immigrantenstroom op gang gebracht naar de overkant van de grote rivieren, naar de afvallige Republiek der Zeven Provinciën.

Het ontstaan van die bond was het directe gevolg van het tekenen van de Acte van Verlatinghe waarin Filips II niet langer als koning werd geaccepteerd. De opstand was echter al veel eerder begonnen met de Beeldenstorm in 1566. Vanaf dat moment stonden de ‘haviken’ recht tegenover de ‘ketters’.

 

De aartshertogen Isabella en Albrecht konden evenwel op de sympathie rekenen van de katholieken in het zuiden. Ook zij stonden geen godsdienstvrijheid toe, maar waren desondanks voorstanders van het beëindigen van de oorlogshandelingen met de Republiek.

Het echtpaar stond ook aan de basis van de registratie van de bevolking, stimuleerde het gebruik van familienamen en voerde (Eeuwig Edict) doop- overlijdens- en huwelijks registers in.

Met het regentenpaar kende de Zuidelijke Nederlanden een periode van rust en vrede, maar van economische voorspoed en welzijn was amper sprake.

 

Gouden Eeuw

 

Waar de Republiek in enkele decennia een enorme rijkdom en welstand opbouwde en een Gouden Eeuw beleefde, bleef het zuiden grotendeels verstoken van die welvaart. Met de oprichting van de Verenigde Oostindische Compagnie 1602 en het twaalfjarig Bestand was de basis onder de Republiek der Zeven Provinciën als wereldmacht gelegd. De Republiek werd erkend voor de duur van het bestand en het verbod op de handel in Indië werd opgeschort.

 

Wereldmacht

 

‘Antwerpen’ was al leeg gelopen omdat de toegang tot de zee door de ‘Staatsen’ was afgesloten. Het kapitaal, de banken, de handelsgeest en de netwerken vertrokken met de kooplieden richting Amsterdam, dat in enkele jaren uitgroeide tot belangrijkste haven en stad van de zeventiende eeuw.

De 150.000 immigranten uit de Zuidelijke Nederlanden waren o.a. verantwoordelijk voor de oprichting van de Amsterdamse Wisselbank (1609), de West-Indische Compagnie (1621) en de opleving van de lakenindustrie in Leiden en omgeving.

 

De Republiek was de absolute zeemacht van de tweede helft van die eeuw en beschikte verreweg over de grootste handelsvloot. Specerijen, porselein zijde etc. in de oost en de driehoeksvaart op de west was zo mogelijk nog rendabeler. Leeg voeren de schepen naar de westkusten (Ivoorkust, Goudkust) van Afrika om de tocht verder als slavenschepen te vervolgen. Als de levende have goed verkocht was in Amerika, kwam men beladen met goederen, goud en zilver terug in Amsterdam.

Ontwikkeling

 

Amsterdam en overige Hollandse steden werden opgetuigd; de Republiek was welvarend, mede door economische ontwikkeling. Dank zij de windmolens kon het laagveen landschap drooggemalen en aldus vruchtbaar akkerland worden gewonnen. Infrastructuur en vrachtverkeer over water (trefvaarten) nam toe. De Republiek werd een land van kooplieden, van wetenschap en van kunst en cultuur. Schilders (Rembrandt, Johannes Vermeer, Jan Steen, Frans Hals, Jacob van Ruisdael) componisten (Sweelick, Constatijn Huijgens), schrijvers en dichters (Van den vondel, Pieter.Cornelis, Hooft, Hugo de Groot, Bredero) architecten (Jacob van Campen, Adriaan Dortmans of Philip Vingboons) en wis- en natuurkundigen (Christiaan Huijgens, Antoni van Leeuwenhoek). Maar ook van ambachtslieden (scheeps- en waterbouw) kooplui en regenten. Amsterdam was in die tijd het centrum van de wereld.

 

400 jaar oud…

 

Het klinkt naar een eeuwigheid: 400 jaar oud. Het is iets om trots op te zijn, een vereniging, in dit geval een schuttersbroederschap, die al zo lang bestaat.

Verleden jaar haalde een IJslandse vissersboot een heel bijzondere vangst binnen: een Groenlandse haai. De metersgrote zeebewoner was in het net verstrikt geraakt en had dat niet overleefd. Onderzoek wees uit dat het dier de leeftijd van 400 jaar had op het moment van vangst.

Het vermoeden bestaat dat de Groenlandse haai , het dier speurt de noordelijke ijszee af naar kadavers van vooral pelsrobben, een uitzonderlijk traag bewegingspatroon en metabolisme heeft en wel 450 jaar oud kan worden.

 

Horen zien en zwijgen

 

De Chinese wijsgeer Confucius zei ooit tegen zijn leerlingen: "Kijk niet naar, luister niet naar, spreek niet uit en richt je niet op wat in strijd is met welvoegelijkheid". Een spreuk, die je tegenkomt in de beroemde uitbeelding van de drie aapjes. De eerste uitbeelding van die aapjes met hun handen voor de oren, ogen en mond stamt uit de tijd van de oprichting van de ‘Auw Sjutse’ en bevindt zich zo’n 150 kilometer ten noorden van Tokio in het heiligdom Nikko Toshogu. Dit heiligdom (een van de belangrijkste van Japan en tegenwoordig toeristisch trekpleister) is ooit opgericht ter ere van Tokugawa Leyasu, de eerste shogun van het land.

Het beroemde boek van James Clavell ‘Shogun’ is gebaseerd op het verhaal van Tokuygawa Leyasu, die in het boek en de gelijknamige tv-serie luistert naar de naam ‘Toranaga’.

 

Manneke Pis

 

1617, een gedenkwaardig jaar ook voor een Brusselse graaf. Zijn zoontje verdween spoorloos en maakte de graaf radeloos. Na een lange zoektocht werd het knaapje gevonden, plassend tegen een struik ergens in de stad. De man was zo blij dat hij uit dankbaarheid een beeld van zijn zoontje liet vervaardigen en gaf het een plaats (in 1619) op de hoek van de Brusselse Stoof- en Eikstraat. Het beeld is sindsdien diverse keren gestolen en/of beschadigd.

De eerste diefstal geschiedde door een soldaat van het leger van Lodewijk XV. De koning persoonlijk zorgde dat het beroemde symbool terug werd bezorgd uitgemonsterd in de peperdure kleding van een kleine markies. Vanaf die tijd is door Manneke Pis allerlei kleding gedragen (in totaal bijna 400 verschillende uniformen).

 

 

Powered by LifeBox24.com